In de kruidentuin vindt u meer dan 70 verschillende soorten keuken-, medicinale en verfkruiden. De nummering begint bij de ingang bij de kas aan de linkerzijde. De kruidentuin is te vinden aan de achterzijde van kas, vanaf de ingang Wieger Bruinlaan 7. De kruidenperkjes zijn met buxushaagjes afgeperkt.

Fysieke kenmerken

De tuin is aangelegd in de vorm van de kloostertuinen van vroeger. Daarin verzamelden de monniken kruiden voor allerlei toepassingen. Onze tuin heeft de vorm van een bloem met in het hart een put met banken er omheen. Links naast de kruidentuin is de boomgaard.

Soorten en samenhang

De kruidentuin is een speeltuin voor onze zintuigen maar ook voor vele insecten.

Enkele in het oog springende soorten kruiden zijn kardoen (nr 13) en heemst (75).
Kardoen is een grote distel, verwant aan de artisjok. Net als bij de artisjok kan de bloem gegeten worden voor hij open gaat. Laat je hem bloeien, dan zit de bloem barstensvol insecten.
Heemst werd vroeger door de Romeinen als groente gegeten. Het blad is onder meer ook een goed middel bij klachten aan de luchtwegen.

In de kruidentuin vindt u vele, bekende keukenkruiden als marjolein (oregano), tijm en munt.

Bij zonnig weer komt u hier veel vlinders, bijen en andere insecten tegen op zoek naar nectar en stuifmeel (ook van de fruitbomen in de boomgaard). Diverse planten, zoals de wilde marjolein, zijn waardplant voor vlinders zoals het muntvlindertje.

Toptijd

Als de temperatuur stijgt in het voorjaar, lopen alle kruiden uit en blijven tot lang in het seizoen een genot voor de zintuigen. Ruik, proef, voel zelf maar!

Beheer

De kruidentuin wordt van mei tot en met september gebruikt voor kruidenlessen aan basisschoolleerlingen. In deze periode staan er borden bij veel kruiden.

Voorafgaand aan de lessen worden eenjarige en weggevallen soorten opnieuw geplant.
In het seizoen is wieden van ongewenste kruiden het belangrijkste werk.
Ook worden de buxushaagjes gesnoeid.

Enkele kruiden:

venkel: de jonge stengelknol kan rauw in de sla gegeten kan worden en uit de zaden kan een naar drop smakende thee getrokken worden.

herfstaster: een in het najaar bloeiende plant die dan een belangrijke bron van nectar en stuifmeel voor insecten is.

Smeerwortel: grote plant met ruwbehaarde bladen en bloemen die wit, roze of paars zijn afhankelijk van de (zuurgraad van de) grond. Vooral aftreksels uit de wortel werden gebruikt in de vorm van omslagen bij botbreuken, wonden, en gewrichtsontstekingen.

Citroenkruiden: Een vak staat vol met naar citroen ruikende kruiden, waarvan thee getrokken kan worden: citroenmelisse, citroenkruid (een alsemachtige) en citroenverbena. De geur van citroenverbena is bijzonder fris. Veertien stoffen bepalen de geur van deze halfheester uit Chili. De plant is matig winterhard en verhuist daarom elke winter naar de kas.

kardoen: is een grote distel, waarvan de naaste verwant de artisjok is. De kardoen heet daarom ook wel de noordelijke artisjok. Het is een plant die (op goede grond) heel groot wordt: wel 2.5 m hoog en met bladeren van 1.5 m lang rondom. Net als de artisjok kan de bloem van de kardoen gegeten worden voor hij open gaat.

Heelblaadjes: is een geneeskrachtige plant, het werkt tegen vlooien en de bladeren hebben een antiseptische werking. Het is een verder een belangrijke leverancier van stuifmeel voor bijen in de nazomer.

Aardpeer: is een knolgewas, dat groeit aan de wortels van deze zonnebloem. Op vruchtbare grond kan de aardpeerplant wel 3,5 – 4 meter hoog worden. De plant wordt in april als knol geplant en groeit door tot de nachtvorst 4-5 graden onder nul bereikt. Als de vorst doorzet, sterft de plant in een week tijd af en trekt dan alle bovengrondse energie in zijn knollen. Ze kunnen de hele winter naar behoefte geoogst worden tot eind april. De knollen kunnen rauw geraspt in de salade met mayonaise, gefrituurd (smaakt als popcorn) of verwerkt in gebonden soepen.

Verfkruiden

Meekrap voor rood, de Wede en de Indigostruik voor blauw en uienschillen en Wouw voor geel. Wede was de enige inheemse bron van blauwe kleurstof.

Munstsoorten

Munt is een geslacht met een groot aantal soorten, die sterk ruiken. De werk- zame stof is vooral menthol. We treffen in een vak aan de pepermunt, kruize- munt, ananasmunt, viltmunt, Marokkaanse munt (aarmunt) en de eau de cologneplant en dit zijn nog maar een paar voorbeelden. Van veel soorten is een lekkere frisse thee te maken.
De bladeren van de kruizemunt bevat minder methol en meer carvon , een stof die die ook in karwij voorkomt. Er zit bij deze muntvariëteit echter maar weinig menthol in de bladeren.

Zie voor de overige kruidenbeschrijvingen ’21 Ontdekthema’s in De Heimanshof’; het is te koop in De Kijkdoos.

Wat je tegen zal komen:


glad parelzaad


munt


rozemarijn


valeriaan


kardoen


kardoenbloem


komkommerkruid



venkel


aardpeer

Getekende plaatjes zijn met toestemming ontleend aan de soortenbank.
Meer over o.a. deze planten vind je op www.soortenbank.nl/zoeken.php?zoekmodus=eenvoudig
Vul de naam in en je komt bij een plaatje waarop je moet klikken.