Stinkend nieskruid (Helleborus foetidus) is een groenblijvend en overblijvend kruid uit het geslacht nieskruid (Helleborus) van de ranonkelfamilie (Ranunculaceae).
Naamgeving
Hell eborus stamt waarschijnlijk af van het griekse eiloo: dringen of halem: doodmaken en bora: spijs, dus spijsdringer, in de betekenis, dat de plant als spijsuitdrijver of purgeermiddel kan dienen. Fo etidus = stinkend.
Leuk weetje
Heel interessant is de manier waarop deze planten hun bloemen tegen vorst beschermen. Als het flink gaat vriezen pompt de plant het vocht, dat ze tijdelijk in de bladeren en wortels opslaan, eruit. Hierdoor hangen de bloemen dan even slap, maar ze bevriezen niet. Zodra het weer beter wordt, komt het vocht terug en staan de bloemen er snel weer stralend bij!
Giftigheid
Alle delen van de plant zijn zwak tot matig giftig, ook de zaden. De aanwezige stof helleborin irriteert de huid- en slijmvliezen. Door onbeschermd met de zaden om te gaan kan de hand huidirritatie vertonen. Het gif werd vroeger als wormmiddel in de veeartsenijkunde gebruikt.
Insecten lokkers en verspreiders
Er zijn rassen met enkele en met gevulde bloemen. Die bloemen hebben iets bijzonders: het zijn niet de kroonbladen, maar de kelkbladen die de kleur dragen. Ze zijn tot ver in juni heel decoratief. De kroonbladen lijken te ontbreken, maar zijn in werkelijkheid veranderd in kleine nectar gevende orgaantjes die met hun zoete vocht insecten lokken voor de bestuiving van de knikkende bloemen. De bloemen worden vooral door bijen bezocht. Deze worden aangetrokken door de voor mensen onaangename geur.
De zaadjes hebben aan een zijde een mierenbroodje waaruit olie komt. De mieren zijn dol op deze olie en slepen hierdoor de zaden mee. Op deze manier vindt de verspreiding van de zaden plaats, soms vele meters ver van de moederplant vandaan.
Verspreiding
Stinkend nieskruid staat op licht beschaduwde, vrij droge tot vochtige, kalkrijke, matig voedselrijke en vaak stenige leem- en lössbodems, vaak op ondiepe kalkbodem. De plant komt in het wild voor in West-Europa en dan voornamelijk in heuvelachtige streken (loofbossen en hellingbossen, bosranden, struwelen). Ze is in Zuid-Limburg mogelijk terecht gekomen ten gevolge van een spontane uitbreiding van het verspreidingsgebied. De giftige soort is zeer zeldzaam in Zuid-Limburg en in de duinen van Zuid- en Noord-Holland. Biotoopvoorkeur: kalkrijke bossen.