De Italiaanse aronskelk (Arum italicum) is het Mediterrane broertje van de inheemse Gevlekte aronskelk (Arum maculatum) en is een opvallende plantensoort uit de Aronskelkfamilie. De Italiaanse aronskelk is hier al in de zeventiende eeuw gearriveerd en staat o.a. in Friesland bekend als stinsenplant. De stinsenplanten duiken nog steeds op in tuinen waar weinig veranderingen plaatsvinden, zoals oude boerenhoeven, pastorietuinen en aanverwante milieus zoals kerkhoven, stadswallen en slotheuvels. De Italiaanse aronskelk is al vroeg vanuit die milieus ontsnapt, vervolgens verwilderd en wordt nu als ingeburgerd en inheems beschouwd.
Pijlvormige bladeren
In de maanden februari en maart, als er nog helemaal geen blad aan de bomen en struiken zit, zie je uit de bosbodem de jonge bladeren tevoorschijn komen. De driehoekige pijlvormige tot 20 cm grote bladeren ontwikkelen zich vrij snel. Hun bladslippen wijzen duidelijk naar achteren. Aan het eind van het jaar sterven deze bladeren af. In de winter zie je er niets meer van boven het oppervlak, maar het reservevoedsel is dan ondergronds opgeslagen in de wortelknol.
Naamgeving
De oorsprong van het eerste deel van de wetenschappelijke naam ‘Arum’ is vaag. Het woord stamt volgens sommige deskundigen uit het Grieks, waarbij Aron de naam voor een giftige plant zou zijn. Een veel betere verklaring is dat het Griekse woord Aron weer geleend is van het Hebreeuwse woord 'jaron' en dat betekent ‘een pijl of speer’. Dit is een duidelijke verwijzing naar de lansachtige kolf (de spadix) van de aronskelken. Tegelijkertijd is het dan een verbastering van het Griekse woord 'akon' dat ook al pijl betekent. Het tweede deel ‘italicum’ betekent uiteraard '(uit) Italië'.
Italiaanse aronskelk en Gevlekte aronskelk
Het meest opvallende verschil tussen de Italiaanse aronskelk en de Gevlekte aronskelk is dat de Italiaanse aronskelk gemarmerde bladeren heeft met een geelwitte tint langs de nerven, terwijl de bladeren van de Gevlekte Aronskelk soms bruin- en zwartgevlekt zijn. De Gevlekte aronskelk (Arum maculatum) staat bekend om de bestuiving met behulp van een valkuil. De bloem verspreidt een lucht van rottend vlees, waar vliegjes door aangetrokken worden. De vliegjes glijden via de binnenkant van de bloemschede in de kelk. Pas de volgende ochtend worden de met stuifmeel bepoederde vliegjes weer vrijgelaten. Het is een wat ingewikkeld, maar zeer doelmatig systeem. De bevruchte vrouwelijke bloempjes groeien in eerste instantie uit tot groene bessen, die later rood kleuren. Aan het eind van het seizoen zie je deze staven met rode vruchtjes in het bos staan.
Wist je dat…
- De knol van de Gevlekte aronskelk behoorlijk omvangrijk kan worden en veel zetmeel bevat dat – mits goed geroosterd en gemalen – in het verleden als voedsel gebruikt werd? Er werd in Engeland zelfs een drank van gebrouwen, nog voordat thee en koffie waren geïntroduceerd.
- Dat van het zetmeel een stijfsel geproduceerd werd waarmee de bekende kragen in de tijd van Elizabeth I (1533-1603) werden verstevigd? Hieraan heeft het ook de Engelse bijnaam ‘Starchwort’ (stijfselwater) te danken. Voor de wasvrouwen, die met dit stijfsel aan de slag moesten, was het beslist geen pretje omdat hun handen het door de giftigheid van de plant voortdurend moesten bekopen met pijnlijke blaren en kloven. Alle delen van de plant kunnen overigens allergische reacties opwekken.
Op diverse plekken in De Heimanshof kun je aronskelken bewonderen.